Laatst was het kermis in Uden. Altijd in juli, vaak met prima weer. Sinds een paar jaar lopen Lieke en ik er rond met onze meiden.
Dat is lastig zat, want Noor is inmiddels 4, Bente ‘pas’ 2,5. En dus vinden wij dat ze niet overal in kan. Zoals op de bungeetrampolines. Terwijl Noor dapper rondcaprioolt op het zachte zeil, veilig in de elastieken, springt Bente ook. Van woede.
Ergens te klein voor zijn blijkt niet te verteren. Bente loopt rood aan, schreeuwt ‘Ik ook pringen’, stoot een serie indrukwekkende Neanderthaalse keelklanken uit en stuitert rondjes van frustratie. Als haar decibels het lijken te winnen van de kermismuziek, gaan we overstag.
Ho ho, op redelijke gronden! Niet vanwege het geschreeuw, mocht je dat denken. We denken eerder: waarom zou Bente niet kunnen bungeespringen? Ze is klein in onze ogen, maar een beetje vertrouwen kan geen kwaad. En we krijgen gelijk, het gaat prima (wat wil je ook, na een kwartier droogspringen).
Vroeger liep ik met mijn broertje of een vriend over de kermis. Lang, lang geleden, in de tijd dat we nog geen papa’s waren. Broekzak vol muntgeld, de beste grijpers uitzoekend. Dartend. Basketbalgooiend. Kamelenracend. Allemaal omdat de winnaars in ons dat in onze oren schreeuwden. Want voor de prijzen moet je natuurlijk niet naar de kermis gaan. Het gaat om het winnen. Mannen, waar of niet?
Tegenwoordig gaat het anders. Lopen we met onze meisjes langs de rupsbaantjes, leggen we uit wat suikerspinnen zijn en maken we foto’s bij de botsautootjes. We hengelen eendjes, zoeken een plastic speelgoedgitaartje uit (waarvan binnen een minuut de snaren springen) en we overleggen of Noor in de Turbo Polyp mag. Als ze een klasgenootje ziet rondvliegen, is die beslissing ineens heel gemakkelijk.
Voor de meiden is de kermis een soort toverwereld. Overal willen ze in, alles willen ze doen. We tetteren iets verstandigs in hun oren over de waarde van geld en dat we naar huis moeten om te koken, maar dat is natuurlijk volstrekt kansloos. “Ik betaal het zelf en ik heb geen honger”, roept Noor terug en ze trekt aan mijn hand.
Net als me het gedram om meer een beetje de keel begint uit te hangen, komen we een oud-collega tegen. Zuchtend. Ze wijst naar een tiener in een kort topje, die in de rij staat voor een drankkraam. “Mijn dochter. En zo lopen er nog twee rond. Wat mis ik de tijd van de draaimolentjes. Zijn dat jouw meisjes? Wát een mooie tijd…”
Verdomd, zo is het natuurlijk. Kermis is kermis, als je geen geld wilt uitgeven, blijf je maar thuis. Voor je het weet zijn ze groot. Zodra mijn meisjes naar de aandacht van jongens hengelen in plaats van naar gele eendjes, moeten ze zich te gek gave kermissen uit hun jeugd herinneren. Hand in hand met papa en mama. Waar alles kon, alles mocht en geld gratis uit de muur kwam. Waar je vandaag wéér heen gaat, ook al was je er gisteren nog.
Meiden, kom op. We gaan nog iets leuks doen.
Hij is weer leuk!
Mooi verhaal…en nog waar ook!
j
Je bént op de kermis wanneer je jouw beschrijving leest.
Heerlijk en ontroerend
Dank je! En jullie kunnen het weten, als echte ooggetuigen…
Ik lach me kapot, werkelijk:-)
Heel herkenbaar Ted,
en je hebt helemaal gelijk. Als je geen geld wil uitgeven, blijf je thuis. 🙂